
Jurisprudentie
BJ5738
Datum uitspraak2009-08-20
Datum gepubliceerd2009-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002764-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002764-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte wordt ter zake van overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 1) en overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en ter zake van feit 1 voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden.
Uitspraak
Parketnummer: 24-002764-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-651019-07
Arrest van 20 augustus 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 mei 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans wonende te [woonplaats] (België), [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. T.W. Delhaye, advocaat te Burgum.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2007, in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994,
445 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2007, in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
1.
hij op 18 januari 2007, in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 445 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 18 januari 2007, in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
onder 2:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft op 18 januari 2007 een personenauto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank (feit 1) terwijl hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen was ontzegd (feit 2). Verdachtes ademalcoholgehalte bleek bij onderzoek 445 ?g/l te zijn. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, maar heeft hij ook een aan hem door de rechter opgelegd verbod genegeerd.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 mei 2009 blijkt, dat verdachte vóór 18 januari 2007 vele malen ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder vele (soortgelijke) verkeersdelicten, tot straffen is veroordeeld, onder meer tot vrijheidsbenemende straffen. Bovendien blijkt uit dat uittreksel, dat de tenuitvoerlegging is gelast van meerdere voorwaardelijk opgelegde straffen, waarvan enkele zijn omgezet in werkstraffen. Al deze straffen en voormelde tenuitvoerleggingen/omzettingen hebben verdachte er niet van weerhouden de hiervoor bewezen verklaarde feiten te begaan. Het lijkt er eerder op dat verdachte zich niets van een opgelegde (bijkomende) straf aantrekt en maar doorgaat met het plegen van (soortgelijke) feiten.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de eerste rechter opgelegde gevangenisstraf, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, niet alleen gerechtvaardigd, maar ook zonder meer noodzakelijk. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Het hof zal verdachte ter zake van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde misdrijf een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 12 maanden. Deze duur is in overeenstemming met de uitgangspunten die het hof hanteert in zaken van rijden onder invloed, als het gaat om het bij verdachte geconstateerde alcoholgehalte en er sprake is van recidive binnen vijf jaar na veroordeling. Dat laatste is in het geval van verdachte zesmaal aan de orde. Het hof volgt dan ook de vordering van de advocaat-generaal op dit punt.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Hielkema, voorzitter, mr. Koolschijn en mr. Ter Berg, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Koolschijn voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.